eigenlijk Heinrich Jung, duitsch schrijver, geb. 12 Sept. 1740 te Grund in Westfalen, vestigde zich te Elberfeld als arts, werd 1787 hoogl. in de economie te Marburg, legde dezen post weldra neer en overl. als badensch geheimraad, 2 April 1817, te Karlsruhe. Behalve het auto-biografisch werk Heinrich Stilling’s Leben (5 dln., Berl. 1806) met aanhangsel Heinr.
St. Alter (1817), ook in het nederl. vertaald, heeft men van hem o.a. een reeks mystiek-godsdienstige geschriften en beschouwingen over de geestenwereld, als Theorie der Geisterkunde 1808, (ned. vert. 1815), Apologie der Th. der Geist. (1809) en Scenen aus dem Geisterreiche (1803, ned. vert. 1823, 2 dln.). Zijn bijbelsche en andere verhalen en zijn volksromans, met name Theobald (1797, 2 dln., ned. vert. 1803), Gesch. des Herrn von Mor genthau (1770, 2 dln., ned. vert. 1786) en Florentin von Fahlendorn (1781, 3 dln., ned. vert. 1790) zijn verdienstelijker dan zijn droomerijen over de Openbaring van Johannes (ned. vert. 2 dln. 1801 en 1816). Zijn Sämmtl. Schriften kwamen in 14 dln. (1835—39) en in 12 dln. (1841—44) en zijn Lebensgesch. (1859) te Stuttgart uit.