duitsch godgeleerde, geb. 4 Jan. 1745 te Butzbach in het groothertogdom Hessen, studeerde te Tübingen, Halle en Leipzig, vestigde zich, na een wetenschappelijke reis door Nederland, Engeland en Frankrijk, in 1771 te Halle, werd hier in 1773 buitengewoon hoogleeraar, in 1775 gewoon hoogleeraar te Jena, en overl. .24 Maart 1812 in laatstgenoemde plaats. G. bezorgde een herziene uitgave van de evangeliën: Synopsis evangeliorum (4de dr., 2 dln., Halle 1822), waarop hij weldra een dito van het geheele nieuwe testament liet volgen (1775); verder: Symbolae criticae ad supplendas et corrigendas varias lectiones N.
T. (2 dln. 1785—93), Commentarius criticus in textum graecum N. T. (2 dln., Jena 1798—1811), Anleitung zum Studieren der populdren Dogmatiek für Éeligionslehrer (4de dr. 1812), Opuscula academica ((uitgeg. door Gabler, 2 dln. 1824).