duitsch philoloog, geb. 25 Jan. 1801 te Berneck, was hoogleeraar aan het gymnasium te Schleusingen en sinds 1864 aan dat te Erfurt, en overl. aldaar 20 Sept. 1867. Behalve tal van werken over de praktische opvoedkunde en vele gecommenteerde uitgaven van grieksche dichters met metrische overzetting, gaf hij in het licht: Die Beligion der Bomer (2 dln., Erlangen 1836), Die Lehren der Alten uber die Dichtkunst (Hamburg en Gotha 1845), Die B.eligion und Mythologie der Griechen (4 dln., Leipz. 1865—73), Ueber die Casus, ihre Bildung und Bedeutung in der griech. und lat.
Sprache (Erlangen 1833), enz.