van Trocnow, hussietisch opperhoofd, geb. te Trocnow 1370, overl. te Prilgslova 1424, bracht zijn jeugd door te midden der woelingen, welke de regeering van Wenceslaus den Trage kenmerkten, was een vurig aanhanger van de leer van Huss en werd na diens dood tot aanvoerder van een deel der Hussieten, de Taborieten, gekozen. Hij verdedigde nu Pilsen tegen het leger van keizer Sigismond (1419) en maakte van Tabor zijn hoofdkwartier van waar uit hij een aantal strooptochten ondernam, op welke hij de gruwelijkste gewelddaden pleegde, en die hij zelfs tot in de naburige landen uitstrekte.
In een gevecht verloor hij een oog, dit belette hem evenwel niet voorttegaan aan het hoofd van zijn benden schrik en verwoesting te verspreiden. Bij het beleg van het kasteel Pribyslava (1424) werd hij aangetast door een aanstekelijke ziekte, waaraan hij in een zeer korten tijd stierf. Volgens een lang geloofd verhaal, zouden zijn volgelingen zijn vel op een trom hebben gespannen, en met verdubbelde woede hebben gestreden wanneer deze trom werd geslagen.
