Gepubliceerd op 20-01-2021

Jan jakob delaet

betekenis & definitie

Zuidnederl. schrijver, geb, te Antwerpen, 13 Dec. 1815, overl. 22 April 1891, studeerde in de geneeskunde, practiseerde te Ranst en te Antwerpen, wijdde zich later aan de letteren, richtte in 1844 te Brussel het blad „Vlaemseh België” op, dat later den naam kreeg van „Vlaemsche Belgen”, redigeerde achtereenvolgens tal van andere bladen, en werd in 1863 in de Tweede Kamer gekozen; van zijn werken zijn te noemen: De kruisvaarder (1840), De vloek (1841), Het Huis van Wesenbeke (1842), Herman de schaliedekker (Antwerpsche legende 1844), Doctor van Droomenveldt (1845), Het lot (schets van vlaamsche dorpzeden, 1847); verder gedichten, artikelen in bladen en geschriften, verhandelingen enz.

< >