Fransch schilder en stichter der nieuwere' fransche schilderschool, geb. 31 Aug. 1748 te Parijs, overl. 29 Dec. 1825 te Brussel; hij betrad als knaap het •atelier van Boucher, een zijner bloedverwanten, werd door deze onder leiding van Vien gesteld, en behaalde bij zijn vijfde mededinging, in 1775, den eersten prijs van Rome, schilderde daarop Bélisaire, Andromaque pleurant la mort de Hector (1783), Serment des Horaces (Salon, 1785), la Mort de Socrate (1787), les Amours de Paris et d’Hélène (Louvre), Licteurs rapportant a Brutus les corps de ses fils; ijverig aanhanger der revolutie werd hij lid der conventie; hij stemde voor den dood van Lodewijk XVI; werd lid van het comité van openbaar onderwijs en van het comité van algemeene zekerheid, werd na den val van Robespierre gevangen genomen, echter spoedig weer in vrijheid gesteld en opnieuw in de conventie toegelaten; Napoléon, keizer geworden, benoemde hem tot zijn premier peintre; bij de restauratie verbannen vestigde hij zich te Brussel; zijn familie kon van het gouvernement der Bourbons geen vergunning krijgen D. op fransch grondgebied te begraven; hij werd bijgezet in de Sainte-Gudule te Brussel. Uit het tijdvak der revolutie dagteekenen zijn Derniers moments de Michel Lepelletier, Marat assassiné dans sa baignoire, Bonaparte graussant le Saint-Bernhard (portretbeeld van Napoléon, te paard); als eerste schilder des keizers waren zijn hoofdwerken: le Couronnement, la Distribution, beiden voor de troonzaal; te Brussel schilderde hij nog 1’Amour quittant Psyché, Télémaque et Eucharis, la Colère d’Achille, Mars désarmé par Vénus et les Graces, Apelle peignant Campaspe (onvoltooid). Weinigen oefenden een zoo grooten invloed op de fransche schilderschool uit als D.; hij opende een zeer gewenschte reactie tegen den kunstsmaak der 18de eeuw; van de tot het naturalisme overhellende rokoko uitgaande, zocht’ hij een nieuwen kunstvorm te scheppen; zijn talent heeft twee kanten, een doctrinairen, vertegenwoordigd door „les Sabines“, en een realistischen, levenden, vertegenwoordigd door de „Marat„, de „Lepelletier“, enz. ‘ Zijn geschiedbeelden, hoewel van correcte teekening, vertoonen een zekere strakheid in de kleuren en een theatrale opvatting; zijn schilderstukken munten overigens uit door planmatig doordachte rangschikking der stof en meesterlijke technische vaardigheid.
Een kleinzoon van D., Jacques Louis Julien David, geb. 1820, overl. 1886, schilder, leerling van Cogniet en Picot, gaf in 1880 een belangrijk werk over zijn grootvader in het licht, getiteld: le Peintre Louis David, souvenirs et documents inédits, en Delécluze, vriend en leerling des kunstenaars, een werk getiteld : Louis David, son école et son temps.