(nieuw-grieksch Ithaki, Thiaki) benevens Paros het kleinste der zeven Ionische eilanden (zie ald.) met 97 km.2, ligt ten westen van het landsehap Acarnanië (in Midden-Griekenland), ten zuiden van Leucas (Santa Maura), ten noordoosten van Cephallenia, waarvan het door het 2—4 km. breede kanaal van I. gescheiden is. I. is een langgerekte, smalle, dorre rotsrug, welke in het midden door de diep insnijdende bocht van Molo in twee helften verdeeld wordt. (Hoogste top in het noordelijk gedeelte 808 m.).
In de oudheid was het eiland als vaderland en rijk van Odysseus (zie ald.) beroemd, doch van geen politieke beteekenis. De stad van denzelfden naam uit den historischen tijd der oudheid lag in het noordoostelijk gedeelte, beneden den thans Exogi (Oxoi) genoemden berg op een plateau tusschen twee bochten; de bewaard gebleven overblijfselen bewijzen dat zij nog in den romeinschen tijd bestaan heeft. De op den thans Aeto genaamden rug Van den isthmus, die de noordelijke en de zuidelijke helft van het eiland verbindt, bewaard gebleven overblijfselen van een vesting uit de oudheid, welke men ten onrechte in verband heeft gebracht met het paleis van Odyseus, zijn afkomstig van een oud kasteel Alalcomenae. Sedert 1903 hebben op I. opgravingen plaats onder leiding van den nederlandschen geleerde dr. C. W.
Vollgraff, en met den steun van een vermogend Hagenaar, om te zoeken naar het paleis van Odysseus. In de middeleeuwen deelde I. in de geschiedenis van Cephallenia, stierf tengevolge der zeerooverij en de oorlogen der Turken bijna geheel uit en verhief zich eerst weder onder venetiaansche heerschappij. I. heeft 8821 inwoners en vormt met eenige kleinere eilanden eene eparchie van den nomos Kephallenia met 1889: 10.442 inwoners, brengt niet het noodige graan voort, doch daarentegen overvloedig krenten, wijn en olie. De inwoners zijn ondernemende schippers en handelslieden. De aan de bocht Van Molo gelegen hoofd- en havenstad Vathy of Ithaki is de zetel van een bisschop en telt 1889: 3638 inw., als gemeente 4605 inw.; scheepsbouw en visscherij. Ook worden er sponzen gevischt en koralen gewonnen. Vergeh Gell, Geography and antiquities of Ithaka (Lond. 1807), Schliemann, Ithaka, der Peloponnes und Troja (Leipz. 1869), A. von Warsberg, Odysseische Landschaften (3 dln., Weenen 1879), Menge, Ithaka (Gütersloh 1891), Hercher, Homerische Aufsätze (Berl. 1881).