Gepubliceerd op 23-02-2021

Hestia

betekenis & definitie

bij de Grieken de godin van den haard en van het haardvuur, eene der twaalf groote godheden, de oudste dochter van Cronus en Rhea, zuster van Zeus, werd door haar vader'verslonden maar door een list van haar moeder gered. Als godin van het zuivere vuur was zij maagd.

Toen Apollo en Poseidon naar haar hand dongen, zwoer zij eeuwig maagd te zullen blijven. Gelijk de aan haar geheiligde haard het middenpunt was van het huislijke leven, zoo was zij de godin der huiselijkheid en van allen huiselijken zegen, en daar men den góden op den haard offerde, ontving ook zij, als opzichteres der offers, bij begin en einde van het offermaal, een heilige offerande. Bij den haard en bij deszelfs godin zwoer men heilige eeden; bij verdragen werd H. vóór alle andere góden aangeroepen. De haard was een veilige plaats (asyl) voor vluchtelingen en smeekelingen, en H. was met Zeus de beschermgodheid daarvan. Geheel natuurlijk werd de schutsgodin van het huis ook de beschermster van iedere staatsge- meenschap; vandaar dat in de grieksche staten het prytaneum aan H. gewijd was, en zij had daar een altaar, waarop te harer eere een altijdbrandend vuur onderhouden werd. Van dit altaar namen de heengaande volkplanters vuur mede voor den haard hunner toekomstige nederzetting.

De met H. overeenkomende godin der Romeinen wms Vesta (zie ald.), die bij hen evenwel in het openbaar leven een veel gewichtiger rol speelde. Overeenkomstig het reine en kuische wezen der godin, droeg ook haar afbeelding het stempel der strengste zedelijkheid; zij werd gewoonlijk zittend of rustig staande voorgesteld. Over het algemeen bestonden er in de oudheid weinig beelden van H.; het beroemdste was dat van Scopas. Geen enkel bewaard gebleven statue is nog metzekerheid als H. aangewezen kunnen worden.