pianist en componist, geb. te Londen 1818, overl. te Bois Colombes 1891, was een leerling van Moscheles, maakte kunstreizen, vestigde zich 1851 te Brunswijk, waar hij een muziekhandel overnam, welke later het eigendom van zijn aangenomen zoon Theodore werd, die in 1861 de welbekende „Collection Litolff” begon uit te geven. L. had zich inmiddels te Parijs nedergezet en wijdde zich daar geheel aan de compositie.
Van zijn opera's en operettes hadden succes: La boite de Pandore (1871), La fiancée du roi de Garbe (1874), Les templiers (1886), van zijn instrumentale composities de ouvertures Robespierre en Les Girondins.