een maoedoniër, vriend der jeugd van Alexander den Groote, die hem tijdens zijn veldtochten in Klein-Azië de krijgskas toevertrouwde; een gedeelte daarvan verduisterd hebbende, vluchtte hij in 332 naar Griekenland, doch keerde tot den koning terug, die hem volkomen, vergiffenis schonk. Toen echter Alexander zijn tocht naar Indië had ondernomen, gaf H. zich aan een losbandig leven over en verbraste ontzettende sommen uit de koninklijke schatkist te Babylon.
Na Alexanders terugkomst uit Indië vluchtte hij wederom met veel geld en 6000 man huurtroepen naar Griekenland. De Atheners wezen hem echter af, tot hij door omkooping eindelijk vergunning kreeg naar Athene te komen. Toen Antipater zijn uitlevering eischte, werd hij gevangen genomen; hij ontvluchtte naar Creta, en werd daar vermoord. Tevoren had H. 700 talenten in de atheensche schatkamer gedeponeerd; toen besloten werd deze som aan de Macedoniërs terug te geven, bleek dat de helft verdwenen was; meerdere aanzienlijke Atheners, waaronder Demosthenes, bleken in dezen diefstal betrokken.
