1) Kreits van het pruisisch regeeringsdistrict Stralsund, 982 ½ km.2 groot, in 1900: 61.840 inw., in 4 steden en 35 landgemeenten.
2) Hoofdplaats van den kreits G., 5 km. van de Greifswalder Bodden, aan de Ryckgracht (vroeger Hilda geheeten), die de haven der stad vormt en naar de voorhaven bij Wieck voert, aan de spoorlijn Angermünde —Stralsund, station der stoombooten naar Rügen, telde in 1900: 22.950 inw., waaronder ongeveer 900 r.-kath. m een 100-tal israëlieten; 3 prot. kerken, waaronder de Nikolaikerk met 100 meter hoogen toren, in de 14de eeuw tot een basiliek verbouwd, een r.-kath. Piuskerk (1871 gewijd); spoorwegwerkplaats (300 arbeiders), metaal-industrie, fabrikage van azijn, loodsuiker, bierbrouwerij, groote vischrookerijen, scheepsbouw, handel in hout en graan. Aan de voorhaven ligt het dorp Wieck en tegenover G. Eldena.
De universiteit te G. werd in 1456 door Wratislaw IX van Pommeren-Wolgast gesticht, op aandringen van burgemeester Heinrich Rubenow; bij het doordringen van de luthersche leer in Pommeren, geraakte zij in verval; door hertog Philips I van Pommeren in 1558 als protestantsche hoogeschool hersteld, kreeg zij op het einde dier eeuw van Ernst Ludwig een nieuw universiteitsgebouw en in 1648 van Bogislaw XVI het grootste gedeelte der goederen van het klooster Eldena, die nog heden haar voornaamste bron van inkomsten zijn. In 1856 vierde zij haar vierde eeuwfeest; sinds kreeg zij een nieuw anatomisch laboratorium, een nieuw physiologisch instituut, een nieuw college-gebouw, een kliniek voor ooglijders, enz. In den winter van 1901/02 bedroeg het aantal hoogleeraren en docenten 92, dat der studeerenden 723 (w.o. 216 in de medicijnen, 111 in de theologie en 182 in de rechten) en der hoorders 39. De universiteitsbibliotheek telt 140.000 boekdeelen, 800 handschriften en 200 incunabelen. Het universiteitsziekenhuis, 1858 geopend, werd sinds herhaal, delijk uitgebreid. Verder heeft de stad een stedelijk gymnasium, waaraan is verbonden een pedagogisch seminarie; ook zijn er twee (een stedelijke en een private) hoogere scholen voor meisjes. '
G. dankt zijn ontstaan aan de in de omgeving voorhanden bronnen en zijn opkomst aan de haringvisscherij; in 1241 kreeg het van het klooster Hilda te Eldena marktrechten, 1281 werd het in het Hanzeverbond opgenomen, waarop het deelnam aan de oorlogen van dit verbond met Denemarken en Noorwegen; in 1326 en 1327 voerde het met Stralsund oorlog tegen Mecklenburg, welks vorst Rügen wilde bemachtigen. Ingevolge de bemoeiingen van zijn wakkeren burgemeester Rubenow kreeg het op het midden der 15de eeuw een stedelijke constitutie en weinig later een hoogeschool. De stad geraakte echter tengevolge van de bezetting met keizerlijke troepen (1627—31), van meerdere belegeringen door den Grooten keurvorst (1659 en 1678) en den noordschen oorlog, in welken zij in 1711 door Russen, Polen en Saksers bezet en door een grooten brand (1713) zwaar geteisterd werd, meer en meer in verval, waaruit zij zich onder de mildere heerschappij der Zweden weer eenigermate verhief; G. was 1807—10 in handen der Franschen, en kwam in 1815 met het overig Zweedsch-Pommeren aan Pruisen. Op 13 Nov. 1872 richtte een stormvloed hier groote schade aan.