1) District van Stiermarken, 1145½ km.2 groot, in 1900: 90.236 inw., meest r.-kath. duitschers, in 73.gemeenten; is verdeeld in de kantons Frohnleiten en Graz.
2) Graz of Gratz, vroeger ook Gratz geschreven, hoofdstad van Stiermarken en van het district G., gelegen in een ruim, vruchtbaar en rijkelijk met natuurschoonheden begiftigd dal, aan de Mur, en aan de spoorlijnen Weenen—Triest, G.—Lieboch—Köflach (41 km.), G.—Lieboch—Wies (67 km.) en G.— Fehring—Hartberg (118 km.), zetel van den stadhouder van het kroonland Stiermarken, van den stiermarkschen landdag, van verschillende hooge rechtscolleges, van den vorstbisschop van Seckau, en telde in 1900: 138.370 inw., w.o. ongeveer 3000 protestanten en 1300 israëlieten, overigens r.-kath. De stad bestaat uit vijf stadsdistricten (Stadtbezirke), n.l. de Binnenstad, Jakomini, Geidorf, Lend en Gries. en ligt aan beide oevers van de Mur, waarover zeven bruggen zijn gelegd; het oudste gedeelte der stad ligt rondom den 471 meter hoogen Slotberg, welks in de 15de eeuw tegen de Turken aangelegde vestingwerken in 1809 door de Franschen gedurende den wapenstilstand vernield werden; op den top van dezen berg bevindt zich een klokketoren; aan de helling zijn parken aangelegd. Vóór het z.g. zwitsersche huis staat een metalen standbeeld van Welden, 1859 opgericht, gemodelleerd door Hans Gasse, in het stadspark aan den Slotberg het standbeeld van den dichter Grün, van Kundmann (1887 onthuld), een Schillerbuste, de bronsfiguur „de woudlelie” (naar een gedicht van Rosegger), een monument voor burgemeester Frank, en het marmerstandbeeld van Hamerling, van Kundmann (1900 onthuld); op de Hauptplatze, het ruimste plein der binnenstad, het in 1878 onthulde standbeeld van aartshertog Johann (naar Ponniger), omgeven door de nimphen van de vier hoofdrivieren van Stiermarken: Enns, Mur, Drau en Save, op de Franzensplatze het standbeeld van keizer Frans I in de kleederdracht der ridders van het gulden vlies (1841 onthuld). G. heeft 23 r.-kath. kerken, 1 prot. kerk en sinds 1892 ook een synagoge; onder deze godshuizen is de in 1446—62 gebouwde gotische dom, met glasschilderwerk, reliquien en een fresco van buiten aan de zuidzijde, de voornaamste. Andere groote bouwwerken zijn het Landhuis (1569 in renaissancestijl gebouwd, met prachtvoller* arcadenhof met ijzeren, in 1590 aangelegde fontein en relief van Karl Gottfried Ritter von Leitner, in 1900 geplaatst), waarin sinds de invoering van de grondwet van 26 Febr. 1861 de stiermarksche landdag zijn zittingen houdt; verder het Landstuighuis, met een vermaarde, in volledigheid onovertroffen verzameling van wapens uit de 15—17de eeuw; de keizerlijke burcht (11de eeuw), thans paleis van den stadhouder; het raadhuis, 1807 gebouwd, 1893 naar plannen van Wielemanns en Reuter in duitsche renaissance verbouwd; het Joanneum, 1811 door aartshertog Johann gesticht, eigendom van het kroonland Stiermarken, met natuurhistorisch museum, voorhistorische verzamelingen, oudheden, muntenkabinet en bibliotheek (ruim 140.000 boekdeelen), het Franzenstheater op de Franzensplatz, de stadsschouwburg aan den Karl-Ludwig-Ring, het bibliotheek- en museum. gebouw (1895 gebouwd, naar plannen van Gunolt), met kultuurhistorisch museum en rijke verzamelingen van voorwerpen van kunstnijverheid, schilderijen en gravures; eindelijk de technische hoogeschool, het nieuwe universiteitsgebouw, het paleis van justitie, de nieuwe stadsschouwburg in het Stadspark (naar plannen van Fellner en Helmer, 1897 geopend), en de groote cellulaire gevangenis in de voorstad Karlau. Aan het hoofd van de inrichtingen van onderwijs staat de uit een college der jezuieten ontstane Karl-Franzens-universiteit; bedoeld college werd in 1573 door aartshertog Karel gesticht en reeds in 1585 in een hoogeschool veranderd, die 22 Oct. 1586 de pauselijke goedkeuring erlangde; deze hoogeschool had aanvankelijk e.en theologische en een philosophische faculteit, terwijl het jezuietengymnasium als facultas humanistica sive linguarum als een derde faculteit gold; in 1609 had de inwijding van het universiteitsgebouw plaats; in 1773 gingen universiteit en gymnasium aan den Staat over; in 1774 werd de philosophische faculteit gereorganiseerd, in 1775 een rechtsgeleerde faculteit opengesteld, kort daarop de reeds bestaande medische faculteit aanmerkelijk uitgebreid; in 1783 werd de universiteit in een lyceum veranderd, in 1826 weer gerestaureerd en sinds 1863 bezit zij vier volledige faculteiten; het getal der leerkrachten bedroeg in 1900/01: 121, dat der geïmmatriculeerde hoorders 1513; zij beschikt over een anatomisch-physiologisch, een natuurkundig en een scheikundig instituut, welke ook door italiaansche studenten uit Friaul, de kuststreken en Dalmatië bezocht worden, alsmede over een bibliotheek, .bestaande uit 125.000 boekdeelen en ruim 2000 handschriften. Verder heeft G. een technische hoogeschool, 1814 als natuurwetenschappelijke school gesticht, in 1827—30 gereorganiseerd, in 1874 door den Staat overgenomen; zij had in 1900/01: 49 docenten en leeraars en 383 studenten; voorts twee staats- en twee private gymnasia, een handelshoogeschool, een stedelijk lyceum voor meisjes, een staatsambachtsschool, een staatsteekenschool enz. De Landesgemaldegalerei bevat schilderstukken van Tintoretto, Cranach en Fuger.
G. bestaat hoofdzakelijk van industrie (fabrikage van spoorwegrails, ijzerwaren, machinerieën, papier, etiketten, parfumerieën, leder en lederwaren, rijwielen, voorts groote spoorwegwerkplaatsen, bierbrouwerijen), terwijl de handel zich gedurig uitbreidt. De fraaiste punten der omgeving zijn de Hilmteich, de Rosenberg (479 meter) met aan zijn voet het vermaarde sanatorium van Kraft-Ebing, de bedevaartplaats Maria-Trost, Eggenberg, de dalruïne Alt-Gösting, Tobelbad, de 500 meter hooge Rainerkogl met mooi uitzicht over G., en de 1446 meter hooge Schöckel met groot toeristenhuis.
Van G. wordt eerst in 1129 onder zijn tegenwoordigen naam melding gemaakt; echter spreekt het slawisch karakter van dien naam (gradez: bevestiging) voor een veel hoogeren ouderdom, afgezien nog van talrijke in de omgeving van den Slotberg gevonden romeinsche oudheden. Het kreeg van koning Rudolf in 1281 zijn eerste stadsprivilege. In de 15de eeuw resideerde keizer Frederik III hier dikwijls, waardoor de stad zich zeer uitbreidde. Van 1564—1618 was G. residentie -van geheel Midden-Oo,stenrijk en wel van dien jongeren tak der Habsburgers die met. Ferdinand II het bestuur der provincie met de keizerskroon verwisselde. Sinds was het langen tijd een gewone plattelandsstad, alleen nog als westelijke operatiebasis tegen de Turken van eenige staatkundige beteekenis. In de oorlogsjaren 1797, 1805 en 1809 zag het de Franschen binnen zijn muren.