Gepubliceerd op 28-02-2021

Gottl. ad. ernst von nostitz und jänckendorf

betekenis & definitie

saksisch staatsman en dichter (onderden naam van Arthur van Nordstern), in 1765 op zijn vaderlijk goed See in de pruis. OpperLausitz geb. en in 1836 op zijn landgoed Oppach overl., heeft in zijn staatsbetrekkingen, als conferentie-minister en geheimraad veel gedaan voor het welzijn van zijn land en tot verbetering der tucht-, armen- en weeshuizen.

Als grootmeester oefende hij grooten invloed' uit op de vrijmetselaars-loges te Dresden enwijdde aan deze zijn Liederkreis für Freimaurer (2 dln., 1810—28) toe. Zijn gedicht Irene (1818) in ottaven-coupletten was een. der eerste dezer soort in de duitsche dichtkunst.. Onder zijn gedichten munten door krachtig; en warm gevoel vooral uit: Sinnbilder der Christen (1818) en Hinterlassene geistl. Gedichte, uitgeg. door von Ammon (1840).Zijn oudste zoon, Ed. Gottl. von N. u. J., saksisch staatsman, in 1791 te Bautzen geb. en in 1858 op het landgoed Oppach overl.,. diende in 1813 en 14 als vrijwilliger in het korps van Lützow, bekleedde onderscheidene staatsbetrekkingen en was van 1836—44 staatsminister v. binnenl. zaken. Zijn broeder, Jul. Gottl. von N. u. J., was van 1840—48 en van 1850—64 saks. gezant bij den bondsdag te Frankfort, en beider zuster Klothilde Septimia, in 1801 te Bautzen geb., en 1852 overl. te Oppeln, was een gevierd dichteres.

< >