1) Duitsch hertogdom, het noordelijkste grootste gedeelte van het hertogdom Saksen-Coburg-Gotha, is 1415 km.2 groot en telde in 1900: 162.736 inw. (78.935 mannen, 83.801 vrouwen), w.o. ruim 160.000 evangelisehen, is verdeeld in de drie districten (Landratsamtsbezirke) G., Ohrdruf en Waltershausen. Het bevat de steden Gotha, Ohrdruf, Waltershausen, Friedrichroda, Zella Sankt Blasii, Mehlis en Ruhla.
2) District van het hertogdom G., 502¼ km. groot, in 1900: 42.300 inw., is verdeeld in de kantons G. en Tónna.
3) Hoofdstad van het hertogdom G. en om beurte met Coburg residentie van den groothertog van Saksen-Coburg-Gotha, ligt onder 50° 56' N.B. en 10° 43' O.L. van Gr., aan het Leinakanaal, in een depressie van de 50 km. lange heuvelketen die op een afstand van 10 km. den noordelijken voet van het Thüringerwoud begeleidt, aan de spoorlijnen Halle—Erfurt —Bebra, G.—Leinefelde (67 km.) en G.—Grafenroda (36 km.). De stad is zetel v. d. hoogste gezagsorganen v. h. hertogdom G., van tal van rechtscolleges enz., van het hertogelijk staats-ministerie, en telde in 1900: 34.651 inw.; zij wordt bestuurd door een opperburgemeester, burgemeester, 5 senatoren waarvan 2 bezoldigd, en een gemeenteraad van 24 leden; zij heeft een hoogdrukwaterleiding, gasverlichting, electrische centrale, enz.
Het oudste deel van G., de binnenstad, wordt omgeven door vier voorsteden, onderling verbonden door mooie promenaden en allées. Er zijn zes kerken, onder welke de Margaretenkirche (12de eeuw, tweemaal nagenoeg afgebrand, in haar tegenwoordige gedaante 1652 voltooid) en de Augustinerkirche (13de eeuw) de voornaamste zijn. Het hertogelijk kasteel, de Friedenstein (1643—46 onder Ernst den Vrome gebouwd) is een reusachtig vierkant bouwwerk, met twee zware hoektorens; het bevat een kerk met praalgraven, het staatsarchief, de hertogelijke bibliotheek (200.000 boekdeelen, 7000 handschriften, enz.), en een muntenkabinet (ongeveer 75.000 munten, na de dusdanige verzamelingen te Berlijn en München de voornaamste in Duitschland). Het nieuwe museum, achter het terras van het kasteel in renaissance-stijl uit zandsteen opgetrokken, met prachtvolle fagade, 1864—77 door den Weener bouwkunstenaar Neumann gebouwd, bevat
1) een verzameling diverse kunstvoorwerpen, bestaande uit egyptische, grieksche en romeinsche oudheden, vondsten uit voorhistorischen tijd, een groote hoeveelheid voortbrengselen van kunstnijverheid uit de 10—19de eeuw, majolica, porcelein, email, verder een ethnographische en een chineeschjapansche afdeeling van meer dan 4000 nummers;
2) schilderijengalerij, met ongeveer 650' nummers, w.o. werken van Cranach, noordduitsche en Saksische meesters der 16de eeuw,, van Dyck, Rubens, Frans Hals, Gerard Dou, Palamedes; voorts een verzameling gravures en handteekeningen, tezamen ongeveer 100.000' stuks, .allen in mappen of gebonden;
3) natuurwetenschappelijke verzameling, bevattende 17.000 delfstoffen, een 1000-tal zoogdieren,. 5000 vogels, 3000 conchyliën en een rijke' collectie insecten;
4) een verzameling gipsafgietsels.
G. heeft verder een mooi raadhuis met toren (1567—77 gebouwd, renaissancebouw), het paleis Friedrichsthal (1711 in franschen smaak gebouwd, thans regeeringsgebouw), een nieuwe sterrenwacht, een crematorium (1878 geopend, einds 1901 in het geheel 2481 lijkverbrandingen), een standbeeld van Bismarck (van J. Schilling, 1 April 1901 onthuld). Inrichtingen van onderwijs: het hertogelijk gymnasium Ernestinum, 1524 gesticht, een hoogere meisjesschool, een hoogere burgerschool, een stedelijke kookschool, conservatorium, enz. G. bestaat van industrie (porceleinfabrieken, fabrikage van sigaren, gerookte vleeschwaren, schoenwerk, machinerieën, metaalwaren, mechanische instrumenten, loo-den soldaatjes, rijtuigen, zeep, verder ijzergieterijen, brouwerijen enz.); het is voorts een der voornaamste handels- en expeditieplaatsen van Thüringen.
G. ontstond ten tijde van Karel den Groote; volgens de overlevering kreeg het van den abt Meingoth van Hersfeld, tot wiens stift het omstreeks 900 behoorde, vestingwerken; de abt Gotthard (1005—22) vergrootte G. en werd de schutspatroon der stad; de fontein op de markt vertoont zijn beeltenis. G. wordt in 1109 het eerst als stad vermeld. In de 12de eeuw kwam het aan de landgraven van Thüringen en in 1247 aan de landgraven van Meissen, in 1440 aan de keurvorsten van Saksen, in 1485 weer aan Keursaksen. In 1524 begon Friedrich Mykonius hier de hervormingsideeën te verkondigen. Sinds 1826 is het nevens Coburg residentie van den groothertog. Zie ook Saksen-Coburg-Gotha.