van geno —gygo, bij de Romeinen eigenlijk de god van de levenvoortbrengende kracht. Ieder menseh heeft zijn genius, die hom als zijn betere ik, als het ware als de samenvatting van zijn hoogeren geestelijken aanleg, van de geboorte tot aan het graf beschermend vergezelt en dikwijls op zijn levensloop invloed uitoefent. Daarom vereerde men vooral op geboortedagen, den bruiloftsdag en bij andere belangrijke tijdstippen in het leven zijn genius met offeranden van wierook, wijn en bloemen. Men achtte het den wensch van den G. dat men het door hem geschonken leven vroolijk zou genieten en door een wijs gebruik verlengen; zich het leven te veraangenamen is dus, ten genoege van zijn genius leven, het te vergallen is den genius beleedigen. Na den dood blijft de genius op aarde en vertoeft gaarne bij het graf zijns besehermglings. De genius is inzonderheid de goede geest der mensehen; evenwel geloofde de romein ook aan booze geesten (gelijk b.v. blijkt uit het spook van Brutus). De geleigeesten der vrouwen heetten Junones. Evenals de afzonderlijke mensch zijn genius had, zoo ook elke familie en ieder genootschap, en alle steden en staten (Genius pmblicus, Gf. populi Bomani). Ook waren er zulke geesten van afzonderlijke streken en plaatsen (genii locorum), van baden, theaters enz. Die van plaatsen stelde men zich gewoonlijk voor als slangen, die van aangeboden vruchten eten; de genius van den mensch daarentegen werd afgebeeld als een jongeling in de toga met omsluierd hoofd, met een schaal en een horen van overvloed. Men vereenzelvigde den genius, met den griekschen daemon.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk