Gepubliceerd op 29-01-2021

Gaffel

betekenis & definitie

fransch corne, engelsch: gaff, crutch, peek. In de scheepsboawkunde: een rondhout, met het dikste einde, dat van een klauw voorzien is, tegen den mast rustend en dien gedeeltelijk omvattend, en met het dunne einde of de piek achterwaarts omhoog wijzend (40° ongeveer met den horizon makend). De gaffels dienen om de trapeziumvormige langscheepsehe zeilen achter de masten, als bezaan-, bark-, brik- en schoonerzeilen, te dragen. Soms worden die zeilen geborgen door den gaffel te strijken. Soms geit men de zeilen langs den gaffel en mast op, en maakt ze zoo vast; soms ook schuiven de zeilen met ringen over den gaffel naar den mast toe en worden aldus geborgen, welke laatste manier voor die gaffelzeilen, welke boven schoorsteenen van stoomschepen varen, voldoet. De klauw van den gaffel wordt door twee eikenhouten klampen, met spijkers en ijzeren bandjes bevestigd, gevormd Soms is daarin achter tegen den mast in verticale richting een stukje hout, slof genaamd. Eenige banden met gedraaide oogen voor het klauwe en piekeval, die den gaffel dragen, worden over dia rondhouten verdeeld. De bezaansgaffel wordt dikwerf aan het dunne einde door een ijzeren zwaanshalsje verlengd, het-

< >