Gepubliceerd op 14-03-2021

Friedr. wilhelm thiersch

betekenis & definitie

duitsch philoloog, geb. 1784, 1809 hoogl. te Munchen, een der ijverigste philhellenen (1831—32 persoonlijk in Griekenland werkzaam ter verzoening der partijen), schreef als zoodanig zijn belangrijk werk: De l’état act nel de la Gréce (2 dln., Leipz. 1833). Deed verder veel voor de herleving van de studie der klassieke oudheid, vooral door zijn: [i]Griech.

Grammatïky [/i](3de uitg., Leipz. 1826), waarvan een uittreksel als Schulgrammatik (4de uitg., Leipz. 1854) verscheen, en het werk Ueber die Epochen der Bïldenden Kunst unter den Griechen (2de uitg., Munch. 1829). Bij het optreden van het ministerie Abel verloor T. de gunst van koning Lodewijk. Hij overleed in 1860.Zijn zoon, Heinr. Wilh. Josias T., bekend als een hoofdvertegenwoordiger van het Irvingianisme, in 1817 te Munchen geb., werd in 1843 prof. te Marburg. Nadat hij in 1849 een reis naar Engeland had gemaakt, legde hij in 1850 zijn professoraat neder, om zich geheel aan den dienst der Irvingianen, die in Duitschland reeds meerdere gemeenten gesticht hadden, te wijden. Hij overl. 1885. Schreef o. a.: Grammatik der hebr.

Sprache
(2de uitg., Erl. 1856), Gesch. der Kirche im apostol. Zeitalter (3de uitg., 1879) en Ueber christl. Familienleben (8ste uitg., 1889), een biographie zijns vaders enz.

Diens broeder, Karl T., beroemd chirurg, in 1822 te Mühchen geb., was van 1848—54 professor in de chirurgie te Erlangen. Voorn, werken: Inf ektionsversuche am Th leren mit dem Inhalte des Choleradarms (Munchen 1856) en Des Epithelialkrebs namentl. der Haul. (Leipz. 1856).

< >