(vrijheer), dramatisch en lyrisch dichter, oudste zoon van den in 1826 te Karlsruhe overleden russ. gezant Peter Friedr. von M., in 1794 geb., was van 1826—27 russ. zaakgelastigde bij de Ver. Staten, na 1832 russ. raad van legatie te Berlijn en vele jaren buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister te ’s Gravenhage.
Hij I overl. in 1857 te Boppard. Hij verwierf zich als dichter naam door zijn voortzetting van Schiller’s Demetrius (1817); verder schreef hij Gedichte (1816), Die Geister auf Yhurg, Phantasiebilder (1834).Zijn jongere broeder, Apollonius, vrijheer von M., in 1795 geb., was eerst russ. zaakgelastigde te Rio-Janeiro en van 1841—65 te Weimar. Hij onderscheidde zich als dichter door diepte | van gevoel en edelen zin. Vooral munten zijn gedichten van humoristisch-satirischen inhoüd uit. Hij gaf o. a. Gedichte (2 dln., 1838) Dramatische Einfälle (2 dln., 1838) Noch ein Blatt in Leihe (1857) in het licht. In de laatste jaren schreef hij treur-, tooneel- en blijspelen.