fransch revolutionnair, geb. 1761 te Nanterre, was eenigen tijd bediende van een advocaat, die hem wegens diefstal wegjoeg, en vervolgens beambte bij de belastingen. Als zoodanig in Juli 1789 ontslagen, kwam hij om een diefstal in de gevangenis van Bicêtre, waaruit hij in 1792 ontslagen werd.
Bij den Septembermoord van dat jaar trad hij op als aanvoerder der moordenaarsbenden in de gevangenissen. 31 Mei 1793 verscheen hij aan het hoofd eener deputatie van de nationale garde om de Conventie op, de partij der Gironde te vermeesteren. Tot tijdelijk commandant dier garde benoemd, omsingelde hij 2 Juni de Conventie met zijn piekeniers en kanonniers, terwijl Robespierre en Marat de slachtoffers van den staatsgreep, de Girondijnen, in de zittingzaal lieten opschrijven. Na de gevangenneming der Girondijnen verkreeg H. definitief het opperbevel over de nationale garde en stond sedert geheel en al ter beschikking van Robespierre, in wiens lot hij ten laatste ook deelde, nadat hij den 9 Thermidor (27 Juli 1794) tevergeefs gepoogd had hem te redden. Hij stierf 28 Juli 1794 op het schavot.
