(Ecbalium) Rich. Plantengesl. van de fam. der Cucurbitaceeën, met slechts eene soort, inheemsch in de landen rondom de Middell. zee: E. officinale (E. elaterium of Momordica elaterium), de ezelsaugurk of springkomkommer, veelvuldig als onkruid op kalkrijken akkergrond, hier en daar ook wel als merkwaardigheid gekweekt; het is een een-jarige plant, die eenmaal gezaaid zijnde, meestal elk jaar opnieuw opkomt, niet uit den wortel daar deze des winters sterft, maar uit het zaad, hetwelk de rijpe vrucht, vanzelf of bij aanraking openspringende, her- en derwaarts verspreidt; de plant heeft een witten, dikken, takkigen wortel, en een vleezigen, langs den grond kruipenden, takkigen, kortbehaarden stekeligen stengel, met tegenovergestelde, driehoekig-hartvormige, dikke, grauwgroene, golfvormig gerimpelde, van boven zachtstekelige, van onderen kortbehaarde, aan lange, omhoog gerichte stelen gezeten bladen; de bloemen, in verspreid staande aren uit de bladoksels voortkomende, zijn éénhuizig, geel van kleur, en verschillen weinig van die der gewone komkommers, kelk en bloemkrans zijn 1-bladig, 5-spletig, de vrucht is langwerpig eirond, ongeveer 4 cM. groot, ruwbehaard, 3-hokkig, met sap gevuld, van een walgingwekkende smaak, reukloos, eerst groen, later geel van kleur, en laat zich bij volkomen rijpheid of bij eenige aanraking van den bloemsteel los, waarop uit de opening dan het sap tot op zekeren afstand uitschiet, de talrijke, omgekeerd-eivormige, gladde zaden meevoerende. Oudtijds werd de wortel dezer
plant tegen kwaadaardigen huiduitslag aangewend; de bladen werden voor uitwendig gebruik bij verouderde zweren voorgescbreven. Het slijmerige, groenaehtige, uitermate bittere vruchtsap geldt als vergiftig en levert ingedikt zijnde, het elaterium.