eng. componist en theoreticus, geb. 1835, baccalaureusartium 1854, wijdde zich eerst (1859) geheel aan de muziek onder leiding van J. Locke Gray; eerst organist en daarna pianoleeraar, vervolgens doceerde hij harmonieleer aan de national trainingschoot for music en daarna harmonie- en compositieleer aan de royal academy of music. 1894 wordt hij professor aan de universiteit te Dublin, hierdoor ook Dr. mus. hon. c.
P. werkte mede aan eenige muziektijdschriften en componeerde o. a.: pianokwartet (op. 2, 1865, bekroond), klarinetsonate (op. 18), orgelsonate (op. 4), verschillende dramatische cantaten, 4 symph., ouvert.; theoriewerken zijn o. a.: Elementair Leerboek der Instrumentatie (in het duitsch vertaald), Harmony (1903), Counterporist (1890), The Orchestra (1898—99).