1) mythische vader der Hellen en stamvader der Hellenen, zoon van Prometheus en Clymene, beheerscher van Phthia in Thessalië, man van Pyrrha, dochter van Epimetheus. Toen Zeus door een grooten watervloed het zondige geslacht der menschen verdelgde, redde Deucalion zich volgens den wil van Zeus met zijne vrouw in een vaartuig, dat hij op raad van Prometheus gebouwd had. Na 9 dagen landde hij op den Parnassus (of op den Orhrys, den Athos, den Etna) en offerde aan Zeus Phyxius (beschermer der vluchtelingen). Op de vraag hoe een nieuw menschengeslaeht kon ontstaan, antwoordde het orakel van Themis te Delphi hem met deze woorden: „omhult u beiden het hoofd en ontgordt de gebondene kleeren, werpt dan de beenen der groote alvoedende moeder naar achteren.” Deucalion gaf hieraan deze verklaring: de beenen der groote alvoedende moeder waren de steenen der aarde; en nu wierpen beiden derhalve steenen achter zich. De steenen van D. werden mannen, die van Pyrrha vrouwen. D. trok nu van den Parnassus af naar Opus of Cynus in Locris; ook in Athene zou hij gewoond en het heiligdom van den olympischen Zeus gebouwd hebben In de nabijheid van den tempel van Zeus toonde men zijn graf; dat van Pyrrha was in Cynus. De kinderen van D. en Pyrrha zijn: Hellen (stamvader der Hellenen, beheerscher van Phthia en bij de nymph Orseïs vader van Aeolus, Dorus en Xuthus) Amphictyon, Protogenia enz.
2) Zoon van Minos en Pasiphaë, argonaut en calydonisch jager, vader van Idomeneus.