Culenborg of Kuilenburg. Gemeente in Gelderland (arrond. Tiel, kanton Geldermalsen), omgeven door de Utr. gemeenten Tuil, Schalkwijk en Houten, de Z -Holl gem. Everdingen en Hei- en Boeicop, en de Geld. gem. Beesd, Buurmalsen en Beusichem, 281/2 km2, groot, wordt in het n. door de Lek bespoeld, „bevat in het z.w. laagveen, overigens kleigrond”; 8300 inw.; kiesdistrict Wijk bij Duurstede ; personeele belasting 6de klasse.
De stad C., 3 uur n.w. van Tiel, ligt aan den zuidoever der Lek, waarover hier een 665 meter lange spoorbrug met zeven spanningen is gebouwd, die tot de voornaamste bouwwerken van Nederland behoort (aangevangen 1863, geopend 1 Nov. 1868, bouwkosten 2d/5 millioen gulden); de stad ligt tusschen grachten besloten en was voorheen een sterke vesting; de voorn. gebouwen zijn het stadshuis (1531 gebouwd), en de herv. kerk(1651—1659 gebouwd); er is een R.-Kath. klein-seminarie. C., voorheen hoofdpl. der heerlijkheid (later graafschap) Culemborg, dankt zijn ontstaan aan een kasteel door een der heeren van Beusichem hier ter plaatse gebouwd; de stad stond gedurig ten doel aan de aanslagen der Utrechtschen en Gelderschen; in Sept. 1567 werden de r.-k. kerken bestormd; tot 1795 vormde C. ’n onafhankelijk gebied, toevluchtsoord voor voortvluchtigen uit de omgelegen streken, waarmee de stad herhaaldelijk in verwikkelingen van allerlei aard geraakte. Na den franschen tijd werd C. bij het koninkrijk der Nederlanden ingelijfd.