Aldus heet sinds 1861 de voormalige z.-amerik. republiek Nieuw-Granada, die tot 1830 deel uitmaakte van de groote republiek Columbia (zie vorig artikel), welk in genoemd jaar uiteenviel; C. heeft een oppervlakte van 1.203.100 km2., en grenst ten n. aan de midden-amerik. republiek Costa-Rica, en aan de Caribische zee, ten o. aan Venezuela en Brazilië, ten z. aan Ecuador, ten w. aan den Grooten oceaan
Algemeene gesteldheid
C. bestaat uit twee hoofddeelen, uit het door de Cordilleras gevormde hoogland, dat de westhelft inneemt, en uit een vlakke geheel uit laagland bestaande oosthelft, die de llanos rondom de westelijke nevenrivieren van de Orinoco en de rio Negro, benevens die van de Amazonerivier omvat; de vlakke oosthelft is bijna onbewoond; zelfs de rivieren hier zijn nog niet nauwkeurig bekend; alle rivieren der columbiaansche vlakten ontspringen aan de oosthelling der Andes, ten deele op groote hoogte, doorloopen als bergstroomen en met vele watervallen de voorbergen, en betreden voorts de savanen en de dichte wouden; van het noorden naar het zuiden nemen de grasvlakten af, de wouden toe; in dezelfde richting vindt men de rivieren Arauca (grensrivier met Venezuela), Meta, Vichada, Guaviare of Guayabero , Waupes (zijrivieren der Rio Negro), Yapura of Caqueta, en eindelijk de I<ja of Putumayo; uit de llanos verheffen zich nog allerlei met de Andes evenwijdig loopende en gemiddeld 300 km. van deze verwijderde heuvelketens. De llanos van C worden onderscheiden in die van Casanare tusschen Arauca en Vichada, die van San Martin, tusschen Vichada en Waupes, en die van San Andres, tot aan de grens van Ecuador; vroeger vormden zij drie eigen territoriën; sinds 1886 echter zijn zij bij de naburige Andes-staten ingedeeld. Door het laagland zwerven nog geheele horden ongeciviliseerde Indianen.
Het Andesgebergte, de ruggegraat van Zuid-Amerika, zet zich van de grens van Ecuador over de westhelft van C. in drie ketens voort:
1) de meer hooge westel. keten, die zich uitstrekt tusschen den Grooten oceaan, die zijn voet bespoelt, en het dal van de Rio Cauca;
2) de centrale keten, begrepen tusschen de Cauca en de Magdalena, met de hoogste toppen der noord-equatoriale Andes (vulkaan Tolima, 5584 meter), doch naar het noorden snel in hoogte afnemende om in de vlakte te verloopen; in de verlenging van dezen keten verheft zich een geïsoleerde bergmassa, de siërra Nevada de Santa-Maria, ter hoogte van 3500 meter;
3) de oostelijke keten, die eerst parallel met de beide genoemde ketens loopt, doch zich weldra naar het n.o., naar Venezuela, wendt.
Het klimaat levert de grootste verscheidenheid op; de hoogste bergtoppen bereiken het gebied der eeuwige sneeuw; in de paramos (ruwe, droge, onbewoonde streken in de gebergten), is de gemiddelde temperatuur 9° C, en daalt soms tot 4° C., terwijl niet zelden ook een weinig sneeuw valt. De tierra fria neemt een groot deel van het hooggebergte in (boven 2500 meter), een grootere uitgebreidheid heeft de tierra templada (van 800 tot 2500 meter hoogte); daar beneden strekt zich de tierra calente uit (de kustvlakten, het benedendal en de Cauca en van de Magdalena en het groote laagland in het oosten), met een gemiddelde temperatuur van 25 a 30° C. Bogota, de hoofdstad, gelegen op 2610 meter boven zeespiegel, heeft een gemiddelde temperatuur van 14,4° C., Augustus 13,4, Maart 15,1 C.
De overvloedige regens geven aan de rivieren van dit land een bijzondere belangrijkheid ; de Atrato (700 km. lang) die de eigenlijke Andes van de ten onrechte dikwijls hiertoe gerekende oud-kristallijne gebergten de landengte van Panama scheidt, heeft ter hoogte van haar monding een grooter watervoorraad dan de Nijl, welks hydrographisch gebied honderdmaal grooter is; de Magdalena behoort tot de grootste rivieren der aarde.
Plantenwereld
De flora, uitgezonderd in de kale, het punagebied van Bolivia evenarende paramos, is rijk en weelderig; de boomgrens reikt aan den Tolima tot 3360 meter, de grens van de gerst tot 3000 meter; de tropische wouden der tierra calente bevatten de groteske en voor den uitvoerhandel belangrijke ivoorpalmen van het geslacht Phytelephas, aan de hellingen der Andes groeien vele stamplanten van belangrijke geneeskrachtige kruiden en drogerijen.
Dierenwereld
De fauna is ongemeen rijk en bevat nevens tropisch zuid-amerikaansche, vooral in de gebergten midden-amerikaansche diervormen; 10 aapgeslachton hebben hier vertegenwoordigers; behalve puma en jaguaar komen pekaris, tapirs, paca’s, agutis, miereneters en vooral gordeldieren voor; de vogelfauna van C. is rijk en verscheiden.
Bevolking, bestuur, enz
C. heeft een bevolking van ongeveer 3l/4 millioen zielen, waaronder omstreeks 400.000 blanken, 300,000 negers en mulatten, en overigens mestiezen en ongeciviliseerde indianen. C. bestaat uit 9 departamentos, n.l. Magdalena, Boiivar, Panama, Cauca, Santander, Antioquia, Boyaca, Cundinamarca, en Tolima; het departamento Panama behoort geographisch tot MiddenAmerika. Hoofdstad des lands is Bogota.
Sinds 1886 hebben de departementen, vroeger staten, alleen nog maar volle zelfstandigheid in hun finantieel beheer; het land wordt bestuurd door een president, die voor 6 jaren wordt gekozen en wien 6 verantwoordelijke secretarissen of ministers terzijde staan; de wetgevende macht berust bij de Kamer van afgevaardigden (bestaande uit een lid op elke 50.000 inw., die voor vier jaren volgens een algemeen, direct kiesstelsel gekozen worden), en bij den Senaat (27 gekozen, 3 voor elk departamento op 6 jaren bij indirecte verkiezingen, en 6 door den president benoemde leden). De algemeene toestand des lands laat zeer veel te wenschen over; de zedelijke en intellectueele cultuur staat er op lagen trap. De hoofdgodsdienst is de r.-katholieke (één aartsbisdom (Bogota) en vijf bisdommen (Popoyan, Cartagena, Sta-Marta, Antioquia, Panama). Den protestantschen belijdenissen is volle godsdienstvrijheid gewaarborgd. Het onderwijs verkeert in treurigen staat; een inrichting van hooger onderwijs heeft C. slechts in de onbeduidende universiteit te Bogota en in een aantal colleges en priesterseminariën. Het staande leger is 5000 man sterk; in oorlogstijd is iedereen weerplichtig. Een vloot bestaat niet. Het wapen der republiek, gekroond door een de vlerken uitbreidenden condor, ter weerszijden waarvan een band de spreuk Libertad y orden (Vrijheid en orde) draagt, en gedrapeerd met twee vlaggen (goud blauw rood) aan elke zijde, vertoont in het bovenste blauwe veld twee hoornen des overvloeds, in het middelste zilveren veld een roode vrijheidsmuts, en op het onderste veld de landengte van Panama met een schip op beiden der deze begrenzende oceanen; de vlag van C. is geel (dubbele breedte) blauw en rood, horizontaal gestreept.
Hoewel de kultuurplanten aller aardgordels hier gedijen wordt nauwelijks genoeg verbouwd om in eigen behoefte te voorzien; bijna alle voedingsplanten worden verbouwd, (mais, bananen, rijst, koren, cacao) doch de voortbrenging is nog te weinig intensief; voor den uitvoer wordt alleen tabak en koffie verbouwd (Ambalema in het Magdalenadal, Palmira inhet Caucadal), de veeteelt is alleen in de middendeelen des lands van eenigebeteekenis; de industrie bepaalt zich tot de fabrikatie van ruwe geweven stoffen, hangmatten, sigaren en stroohoeden; sinds de vrijstelling van de scheepvaart op de Rio Magdalena zijn aan deze rivier belangrijke scheepswerven ontstaan. Het mijnwezen is naar verhouding tot den rijkdom aan delfstoffen onbeduidend; het grootste deel van de goud-opbrengst van C. wordt door wasschen verkregen, voornamelijk in het goudrijke departamento Cauca; de ontginning der goudmijnen van Antioquia is sinds langen tijd in handen eener engelsche maatschappij; de belangrijkste zilvermijnen zijn die van Sta-Ana bij Mariquita; de smaragdgroeven van Muzo op het plateau van Bogota zijn sinds de ontdekking des lands beroemd; op genoemd plateau, dat geheel het karakter van een voormalig meerbekken heeft, bevinden zich ook de onuitputtelijk rijke steenzoutlagen van Zipaquira, en de kopermijnen van Moniquira; aan de Rio Magdalena bevinden zich steenkoollagen, asphaltlagen zijn ontdekt in de bergen van Ocana en van Quindiu, zwavel en barnsteen worden gevonden in de omgeving van Honda. De handel van C. komt nog in geenen deele overeen met zijn rijkdom aan producten; C. is de eenige staat in ZuidAmerika die door twee oceaqen wordt bespoeld (baai van Panama, het aanknoopingspunt van het verkeer tusschen Europa, WestAmerika en Oost-Azië, en met meerdere belangrijke havenplaatsen: Cartagena, Barranquilla, Buenaventura), doch de traagheid der bevolking , het ontbreken van industrie en het moeilijk verkeer met het binnenland (meest door muildieren) staan de ontwikkeling van den handel in den weg. C. heeft slechts ongeveer 400 km. spoort , 9000 km. telegraaflijn, een gebrekkig postwezen; de hoofverkeersweg is de Magdalena-rivier; tusschen Panama en de hoofdhavens aan den Grooten Oceaan tot San Francisco bestaan stoombootverbindingen (weekdienst).
Geschiedenis
C. werd in 1499 door Hojeda en Vespucci ontdekt en in 1536 door den Spanjaard Gonzalo Jimenez de Quessada veroverd en door hem naar zijn geboorteland, Nieuw-Granada geheeten; in 1547 werd dit land tot een zelfstandig kapitein-generaalschap georganiseerd, waarbij in 1710 ook hetpresidencia Quito (het tegenwoordige Ecuador) werd ingelijfd, en dat in 1718 tot een onderkoninkrijk werd verheven, hetwelk den naam Nieuw-Granada behield, doch ook wel SantaFé werd geheeten. Evenals in de andere spaansche koloniën van Zuid-Amerika brak ook hier, ingevolge de gebeurtenissen in het moederland, in 1810 een opstand uit, die uitliep op losscheuring van Spanje. Van 17 December 1819 af vormde het noordelijk deel van het onderkoninkrijk NieuwGranada, met Venezuela, de centraal-republiek Columbia; in 1821 kreeg deze republiek een grondwet (congres te Cucuta); in Mei 1822 sloot Ecuador zich bij Nieuw-Granada aan. Deze staat echter, een schepping van Bolivar, viel nog voor den dood van deze uiteen, doordat het ter vaststelling eener nieuwe grondwet te Bogota bijeengeroepen congres, zonder zijn taak te hebben kunnen volbrengen, op 11 Mei 1830 zijn zittingen sloot, waarop, evenals in Nov. 1829 reeds Venezuela, ook Ecuador zich van den bond afscheidde; de drie staten constitueerden zich tot zelfstandige republieken; 21 Nov. 1831 werd op het congres te Bogota de eerste grondwet der nieuwe republiek Nieuw-Granada afgekondigd; 9 Maart 1833 werd generaal Santander tot president gekozen; onder zijn bestuur aanvaardde NieuwGranada de helft van de totale schuld der voormalige republiek Columbia. Als zijn opvolger werd niet de door hem aanbevolen eneraal José Maria Obando, maar de kanidaat der oppositie, Dr. José Ignacio de Marquez gekozen (1837); dit had een door den gevallen kandidaat Obando geleiden opstand tengevolge, die weldra het karakter van een formeelen burgeroorlog begon aan te nemen, het geheele land in ellende dompelde en tot 1841 duurde; de partij van Dr. Marquez behield ten slotte de overhand en genoemde president bereikte het wettelijk einde van zijn mandaat. Hijwerd2 Meil841 opgevolgd door generaal don Pedro Alcantara Herran, die in den burgeroorlog de verliezende partij de laatste slagen had toegebracht. 19 Oct. 1840 had intusschen Cartagena zich van de republiek afgescheiden; kort daarop volgden andere provinciën dit voorbeeld; 18 Juni 1841 kondigden de provinciën Panama en Veragua te Panama een eigen grondwet af, zich tegelijkertijd onder den naam Staat van de landengte van Panama onafhankelijk verklarende; weinig later vereenigden zij zich echter weer met Nieuw-Granada. In de plaats van Herran werd in 1845 generaal Tomas Cipriano Mosquera president; deze zette de door zijn voorganger aangevangen pogingen om het land verademing te schenken, voort; door Herran werd de grondwet verbeterd, het openbaar onderwijs bevorderd en met de engelsche staatsschuldeischers een verdrag gesloten; onder Mosquera werd een goed deel van de staatsschuld gedelgd, de handel in goud en tabak vrijgesteld en de stoomscheepvaart op de Rio Magdalena in het leven geroepen, terwijl ook de tarieven (rechten op in-, uit- en doorvoer) werden herzien, en overigens scholen voor mineralogie, geologie en botanie werden geopend. Een in Mei 1846 uitgebroken oorlog met Ecuador eindigde nog in de zelfde maand met den vrede van Santa Rosa de Carchi (29 Mei 1846). Met behulp aller vooruitstrevende elementen werd bij de presidentsverkiezing van 7 Maart 1849 José Hilaria Lopez gekozen, die een reeks het herstel der zuivere democratie ten doel hebbende veranderingen doorvoerde. In 1853 werd met behulp der regeering en der democratische partij generaal José Maria Obanda tot president gekozen. Van diepingrijpende gevolgen was de decentraliseerende grondwet van 1853; een aanhangsel daarvan kende aan elke provincie, mits onder goedkeuring van het Congres, het recht toe zich tot een eigen souvereinen staat te constitueeren en met de moederstaat in federatief verband te treden; hiervan maakte 11 Juni 1856 Antioquia en 27 Febr. 1857 Panama gebruik.
Obando werd in 1857 als president opgevolgd door Mariano Ospina, onder wiens regeering het in 1859 tot nieuwe binnenlandsche onlusten kwam; de hoofd-aanleiding hiertoe was de vervanging van de grondwet van 1853 door de nieuwe staatsgrondwet van 15 Juni 1858, welke het federatieve stelsel v/d. Ver. St. v. N.-Amerika had ingevoerd en de 36 provincies waarin het land verdeeld was tot 8 staatsgebieden werden vereenigd, die als onafhankelijke staten slechts door den zwakken band van de centraalregeering te Bogota bijeengehouden bleven. Nauwelijks echter was deze federatieve grondwet afgekondigd, of over het geheele land braken geschillen uit, die tot oorlogen tusschen de afzonderlijke staten en weldra tot een algemeenen burgeroorlog leidden, die jaren lang duurde en in welke de eene hoofdpartij, de konservatiefconstitutioneele eerst tot 13 Maart 1861 onder president Ospina en daarna onder diens opvolger, president Julio Arboleda, de andere, de vrijzinnig-demokratische, onder_ Mosquera stond; de staat Cauca was het middelpunt van de laatstgenoemde partij; op 18 Juli 1861 vermeesterde Mosquera de hoofdstad, Bogota; Arboleda, die in Aug. 1862 een verbond met den president van Ecuador, don Garcia Morena, gesloten had, werd op het einde van laatstgenoemd jaar vermoord. Intusschen hadden de vrijzinnig-demokratische staten zich op een congres te Bogota eerst onder den naam Confederatie van Nieuw-Granada vereenigd en daarna door een op 20 Sept. 1861 afgesloten unieverdrag den naam Vereehigde Staten van Columbia aangenomen en een nieuwe grondwet uitgevaardigd. Na den dood van Arboleda kreeg generaal Canal de leiding der conservatief-constitutioneele partij. Tusschen deze en Mosquera kwam op 29 Dec. 1862 te Cali in den staat Cauca een konventie tot stand, die aan den burgeroorlog een einde maakte Canal onderwierp zich aan de regeering van Columbia; Columbia schonk Canal en zijn partijgenooten de volle burgerrechten en volkomen amnestie. 4 Februari 1863 kwamen te Rio Negro in Antioquia de afgevaardigden der afzonderlijke staten bijeen voor een constitueerende vergadering; Mosquera legde op deze vergadering zijn diktatorische macht, die hij sinds 20 Sept. 1861 bekleed had, neder, waarop voor den duur van de bewerking der grondwet een uit vijf ministers bestaande vooi loopige regeering benoemd werd; de nieuwe grondwet kwam 8 Mei 1863 gereed; zij waarborgde de religieuze vrijheid en confiskeerde den kerkelijken eigendom waartegen door de bisschoppen en den paus krachtig werd geprotesteerd. Voor de periode 1 Mei 1864—31 Maart 1866 werd dr. Manuel Murillo tot president gekozen, terwijl Mosquera tot 1 Mei 1864 provisorisch als president fungeerde; laatstgenoemde knoopte onderhandelingen aan met Ecuador, ten doel hebbende de vroegere eentraal-republiek Columbia te herstellen; deze pogingen echter leidden tot een korten oorlog met Ecuador en werden bij den vrede, 30 Dec. 1865, opgegeven. Onder het presidentschap van Murillo braken op verschillende punten opstanden uit, vooral in de staten Panama en Bolivar (Cartagena), minder echter tegen het eentraal-bestuur als tegen de eigen regeeringen. 1 April 1866 werd Mosquera weder tot president gekozen; wegens de oppositie die hij vond legde hij reeds in Dec. van hetzelfde jaar zijn ambt neder; zijn aftreding werd echter niet aangenomen, waarop hij in 1868 het Congres ontbond, 68 senatoren en afgevaardigden gevangen zette, en voor het geheele land den staat van beleg afkondigde; het meerendeel der staten verklaarde zich evenwel voor het Congres, waarop dit lichaam op 25 Mei 1868 Mosquera in hechtenis liet nemen en hem tot twee jaren gevangenis veroordeelde, wat in verbanning naar Peru werd veranderd; voor de rest van zijn ambtsduur werd hij als president vervangen door generaal Santos Gutierrez, die ook voor 1868—70 gekozen werd; in dezen tijd werd een verdrag gesloten tusschen C. en de Vereenigde Staten van Amerika tot doorgraving van de landengte van Panama. Na Gutierrez werd de liberale generaal E. Salgar tot president gekozen, die het onderwijswezen zocht te verbeteren. Zijn naaste opvolgers waren Manuel Murillo Toro (1872—74), Santiago Perez (187476), A. Parra (1876—78), generaal Trujillo (1878-80), A. R. Nunez (1880-82), J. J. Otalora (1882—94). Yan 1884—85 woedde een nieuwe burgeroorlog, ingevolge waarvan 5 Aug. 1886 een nieuwe grondwet tot stand kwam, welke den federatieven staat in een republiek herschiep, de 9 zelfstandige staten tot onder het centrale gouvernement ressorteerende departementen maakte en den ambtsduur van den president op zes jaren stelde. In 1894 werd M. A. Caro tot president gekozen, in 1898 Marroquin. In het jaar 1901 braken, behalve inwendige onlusten, geschillen uit met Yenezuela (zie aldaar).
Literatuur
Humboldt, Voyage aux régions équinoxiales du Nouveau Continent (Parijs, 1807), Restrepo, Historia de la revolucion de Colombia (10 dln. met atlas, Parijs 1827), Hamilton, Beise durch die innern Provinzen von C. (Weimar 1828), Samper, Ensayo sobre las revoluciones politicas y la condicion de las republicas Colombianas (Parijs 1861), Powles, Neiv Granada, its internat resources (Londen 1863), Schumacher, Geschichte der Verfassung der Vereinigten Staaten von C. („Histor. Zeitschrift”, 1875), Esguerra, Dicdonario geografico de los Estados unidos de Colombia (Bogota 1879); Lemoyne, Colombia e Peru (Turijn 1880); Reclus, Voyage d la Sierra-Nevada de SainteMarthe (2e druk, Parijs 1881); Pereira, Les Etats-unis de C. (Parijs 1883); Geografia general de los Estados unidos de C. (Bogota 1883); Karsten, Géologie de Vancienne Cobmbie Bolivarienne (Berlijn 1886); Peralta, Costa Bica y Colombia de 1573 a 1881 (Parijs 1886); Sievers, Beise in der Siërra Nevada de Santa Marta (Leipzig 1887); Restrepo, Gold and Silver mines of C. (New-York 1886); De Lemos, Compendio de geografia de la Bepubhca de C. (Medellin 1887); Wheeler, The agrimltural condiiion of Columbia; Diplomatic and consular Beports (Lond. 1889); Child, The Spanish American Bepublics (New-York 1891),