Gepubliceerd op 20-01-2021

Chrysanthemum

betekenis & definitie

L. Ganzebloem.

Plantengeslacht van de fam der Compositen, met een 100-tal, grootendeels in de noordelijk gematigde zone voorkomende soorten, onbehaarde kruiden met gewoonlijk onvertaHen stengel met 1 lioofdje en groote bloemhoofdjes met schijf- en straalbloemen. In Nederland komen voor: C. parthenium (Pyrethrum parthenium), de breedbladige ganzebloem, ook mater, moederkruid en vuurwortel geheeten (hoofdjes tot schermvormige trossen vereenigd, straalbloemen wit, kort, bladen vindeelig, alle gesteeld; kruidachtige overblijvende plant, gevonden bij woningen en in tuinen, wordt ook dikwijls gekweekt; de bloemhoofdjes verspreiden stukgewreven een onaangenamen geur), ü. segetum, de gele ganzenbloem, ook vokelaar, pandbloem, wilde goudsbloem en stroobloem geheeten (straalbloemen geel, en de vruchtjes van deze van anderen vorm dan die der schijf bloemen, bladen langwerpig omgekeerd eirond tot lancetvormig, onderste bijna vinspletig, bovenste grofgezaagd, methartvormigen voet stengelomvattend; eenjarige plant; een lastig onkruid, vrij algemeen op zandig bouwland); C. leucanthemwn de witte ganzebloem, ook groote madelief en wambuisknoopen geheeten (stengel meest met een hoofdje, bladen ongedeeld, aan, den voet dikwijls ingesneden, zittend, de wortelstandige spatelvormig, meest gekarteld, langgesteeld; kruidachtige overblijvende plant; in vele streken een gevaarlijk onkruid, zeer algemeen langs wegen, dijken, in weilanden en in grasland); V inodorum (Matricaria inodora), stengel met meerdere hoofdjes, vertakt, bloembodem met merg gevuld, bladen dubbel-vindeelig, kelkzoom een kroontje vormend ; een- of tweejarige of overblijvende plant, zeer algemeen aan wegen en slooten tussehen het gras, enz.

< >