L. Dravik.
Plantengeslacht van de familie der Gramineeën, met een 40-tal soorten, vooral in de noordelijk gematigde zone, meest middelmatige groote pluimgrassenmet veelbloemige aartjes, bijna altijd met kafnaalden; in Nederland komen de volgende soorten voor: de gewone dravik, B. secalinus, ook dreps geheeten, groeit algemeen tusschen het koren, met twee variëteiten, mlgaris en grossus; de akkerdravik, B. arvensis, vrij zeldzaam, op graanakkers; B. commütatus, vrij alBromos sterilus. gemeen in weilanden, in wegen en slooten, ook in korenvelden; de trosdravik, B. racemosus, vrij algemeen aan wegen, wateroevers, op wallen, in weilanden; de zachte dravik, B. mollis, zeer algemeen op bebouwde en ruige plaatsen, in wei-en hooilanden en langs wegen, een overeindstaande plant; de gerstdravik, B. hordeaceus, vrij zeldzaam, in de duinen en op open zandgrond; lage, ten deele neerliggende stengels en saamgetrokken pluim; de ruwe dravik, B. asper, zeldzaam in bosschen en op heuvelachtige terreinen; de kweekdravik. R. inermis, vrij algemeen, in weilanden langs rivieren, aan wegen, plant met uitloopers; de schrale dravik, B. sterilis, zeer algemeen, langs wegen, heggen en op ruige plaatsen ; de muurdravik, B tectorum, op schrale gronden en op daken van boerenwoningen en oude muren.