De in de bladen van planten voorkomende kleurstoffen. Deze zijn ten opzichte van hare optische verhoudingen tamelijk nauwkeurig bekend; omtrent hare chemische saamstelling en omtrent aard en wijze van ontstaan in de plant is nog zeer weinig bekend; bij de loof bladeren onderscheidt men gewoonlijk drie zulke kleurstoffen.: een groene, een gele en eén roode; de eerste, het chlorophyl (bladgroen), speelt in het voedingsproces der plant een gewichtige rol, daar het de koolstof-assimilatio mogelijk maakt; de gele kleurstof, het bladgeel of xanthophyl, bevindt zich in do bladeren die in den herfst geel worden; de roode kleurstof, het erythrophyl, veroorzaakt het rood worden der bladeren vóór het afvallen.
Alle drie deze kleurstoffen zijn in alcohol, niet in water, oplosbaar. Het bladgroen is steeds vergezeld van een gele kleurstof, etiolihe geheeten; het is echter niet zeker of deze stof van liet xanthophyl verschilt. Nog minder dan van de kleurstoffen der loof- of stongelbladen weet men van de bladen die deel uitmaken van de bloem of van de bloeiwijze. Men onderscheidt hierbij gewoonlijk twee hoofdkleurstoffen, het xanthino en het anthocyan; van het laatste meent men dat het als violette en als roode kleurstof optreedt, al naar dat het met sterke of met zwakke zuren verbonden is. Beide stoffen zijn in gelijke mate oplosbaar in wijngeest.