Gepubliceerd op 19-01-2021

Apium

betekenis & definitie

L. Plantengeslacht van de familie der Schermdragende gewassen, Umbelliferae, met 14 over den geheelen aardbolversprei.de soorten; kelkzoom onduidelijk, bloembladen gaaf met ingebogen topje, bijna rond; vrucht breedrond, ingesnoerd, stijlvoet laag, ribben draadvormig, vrachtdrager onverdeeld, kiemwit naar de voegzijde afgeplat.

De bekendste soort is Apium graveolens, de selderij, een tweejarige plant met dikken wortel, bladen gevind, de bovenste 3-tallig, blaadjes wigvormig, langs den bovenrand getand en ingesneden; bloemen wit in zittende of kortgesteelde schermen, zonder omwindsels; in het wild groeit zij over geheel Europa op zoutrijke gronden; de door de kuituur veredelde verscheidenheden dezer soort, de tuinselderij, levert in haar vleezigen wortel een smakelijke groente; zij was vroeger onder den naam radix apii officineel. De selderij houdt van een frisschen, voedzamen, goed gemesten grond, die liever vochtig dan droog moet. zijn. Het zaad moet evenals dat van de peterselie lang in den grond liggen eer het opkomt.Tuin- en Snijselderij zaait men begin April op den kouden grond. Bij aanhoudende droogte moet men zoo noodig gieten. Als de plantjes 4 a 5 blaadjes hebben, worden ze verplant en vereischen dan verder geen bizondere zorgen.

Bleekselderij. Om vroeg planten te kunnen hebben zaaie men in Februari onder glas, of (als men daarvoor geen bak disponibel heeft) einde Maart in den open grond. Als de plantjes nog klein zijn worden ze in den bak verspeend en na een week of 4 op den kouden grond uitgeplant. In de meeste tuinen wordt de bleekselderij in diepe voren geplant; om dit met succes te kunnen doen, moet men hoog gelegen terrein en een dikke laag teelaarde hebben, daar anders de planten licht gaan kwijnen. Meer is het daarom aan te bevelen om op bedden te planten met 3 regels, welke 30 cM. van elkaar verwijderd zijn. Binnen de regels behoudt men denzelfden stand tusschen de planten onderling.

Daar men voor het bleekenveel aarde noodig heeft, laat men tusschen de bedden een strook grond open van 75 a 80 cM. breed, welke men voor radijs, spinazie enz. kan benuttigen. Wanneer de planten bijna haar volkomen wasdom hebben bereikt, bindt men bij droog weder de bladeren van elke plant bij elkaar en strooit met een schop de aarde uit de overgebleven ruimte, tusschen de planten, zoodat ze ongeveer tot op de helft zijn ingegraven. Na een dag of tien begraaft men ze zoodanig onder de aarde dat alleen de toppen der bladeren zichtbaar zijn. Na een veertien dagen zijn ze geschikt voor de keuken, en daar ze in dien toestand niet lang kunnen duren, moetmenniet te veel planten tegelijk bleeken en telkens met 14 dagen tusschenpoozen.

Knolselderij wordt op dezelfde wijze gezaaid als de vorige, doch opdat de knol zich flink kan ontwikkelen, moeten de planten een weinig meer ruimte hebben, en plante men uit met 40 cM. afstand in alle richtingen. Om zware knollen te verkrijgen wordt aanbevolen, om gedurende den zomer een paar malen de horizontale wortels met een spade af te steken, zorg dragende de dieper liggende niet te beschadigen. Indien men ze vóór de vorst in een koelen kelder plaatst kan men ze gedurende den geheelen winter bewaren.

< >