(Servisch Kosovo polje) Een 52 km. lange en 22 km. breede dalvormige hoogvlakte in Turksch Servië, vilajet Kossowa; het dal is de bodem van een voormalig meer; het water dat zich van de bergen in dit dalbekken verzamelt wordt afgevoerd door de Sitnitza, welke tot het stroomgebied der Morawa behoort. Ten zuiden van A. verheft zich het hooge Schar gebergte, door hetwelk de bergpas Katschanik het dal met Macedonië in verbinding stelt.
In de geschiedenis was deze streek tengevolge harer ligging op een punt waar verscheidene groote heirwegen zich kruisen, meermalen het tooneel van bloedige botsingen tusschen oorlogvoerende volken. 15 Juni 1389 leverden hier de Serviërs onder vorst Lazarus slag aan de Turken onder sultan Murad I; een servisch edelman, Milosch, drong tot den sultan door en stiet hem neer, waarop zijn zoon, Bajezid I, dadelijk tot opvolger geproclameerd, den slag voortzette en won; vorst Lazarus werd gevangen genomen en onthoofd; volgens sommigen leden de Serviërs de nederlaag tengevolge van het verraad van vorst Wuk Brankowitsch, schoonzoon van vorst Lazarus. Een tweede belangrijke veldslag had hier plaats op 19 Oct. 1448, toen Hunyady zonder vergunning van den toenmaligen servischen vorst George Brankowitsch door Servië tegen de Turken optrok; Hunyady werd verslagen, gevangen genomen en eerst na lange onderhandelingen losgelaten.