Een fort in Engelsch-Indië, l1/4 mijl van de stad Lueknow, hetwelk een groote rol speelde in den opstand van 1857; bij het fort behoorde een paleis, een moskee een emanbarra of private tempel, alles in een fraai-aangelegden tuin gelegen, en omgeven door een wal met hoektorens. Dit buitenverblijf was een bezitting van een lid der koninklijke familie van Oude, en tijdens gemelden opstand werd het tegen de Engelschen versterkt en in een fort herschapen.
In September werd het door de Engelschen onder Outram, Havelock en Neill vermeesterd; er werden 300 man bezetting en vier kanonnen, vele zieken en gewonden en 4000 man inboorlingen, alles onder bevelen van kolonel M’Intyre, in achtergelaten, terwijl de aanvoerders daarop met het leger oprukten naar Lueknow, beloften van spoedige versterking achterlatende. Tengevolge van tegenspoeden en nederlagen kon aan deze beloften echter geen gevolg worden gegeven, totdat op het eind van November Colin Campbell met hulptroepen kwam opdagen en zoowel de stad Lueknow als het fort Alum Bagh ontzette; hij deelde het geheele garnizoen van Lueknow voorts bij zijn leger in en legde Sir James Outram met 3500 man in het fort, op dit tijdstip het eenige punt in het koninkrijk Oude dat werkelijk in handen der Britten was. Gedurende den winter van 1857 op 58 had Outram het fort tegen een sterken en rusteloozen vijand te verdedigen; 12 Jan. 1858 werd hij aangevallen door een bende gewapende doch ongedisciplineerde ontevredenen, 30.000 man sterk (volgens Engelsche opgaven), die echter geheel en al verslagen werd; de aanval werd met 20.000 man op 21 Febr. herhaald en door gelijken uitslag gevolgd. In Maart maakte Colin Campbell zich weer meester van Lueknow en ontzette tevens het fort.
