Fellah uit BenedenEgypte, geb. te Herya-Rozna, 1839. Na een veelbewogen jeugd nam hij dienst in het leger van Saïd-Pacha en klom binnen korten tijd op tot officier.
In 1879 nam hij deel aan den opstand tegen Nubar Pacha en werd door Tewfik-Pacha tot overste bevorderd. In 1882 werd hij minister van oorlog en wekte als zoodanig weldra het ongenoegen der europeesche mogendheden, vooral van Engeland en Frankrijk op, doch bleef door den khedive gehandhaafd. In hetzelfde jaar hadden er te Alexandrie ergerlijke tooneelen plaats, en Arabi deed niets om die te voorkomen, waarop Engeland besloot tusschenbeide te komen. Alexandrie werd door een engelsch eskader onder admiraal Seymour gebombardeerd, (11 Juli 1882), en kort daarop bezet, nadat Arabi nog eerst voor hij de wijk nam, alle gevangenissen in de stad had opengesteld met verlof aan de ontslagenen om vrijelijk in het door het bombardement gespaarde deel der stad huis te houden, waarvan een ruim gebruik werd gemaakt. De voortvluchtige minister verzamelde in allerijl een leger in BenedenEgypte, doch werd, na enkele schermutselingen, op 13 Sept. 1882 bij Tel-el-Kebir door de Engelschen onder Sir Garnett Wolseley geslagen, en gaf zich den volgenden dag aan de engelsche voorhoede over. Hij werd door een krijgsraad ter dood veroordeeld, ontving echter gratie en werd naar het eiland Ceylon verbannen.