oudtijds: iemand die een ambt bekleedt (nu nog in 0. van Justitie); thans in den militairen stand de algemeene naam voorbevelvoerenden, door het hoofd van den Staat benoemd. Men onderscheidt officieren en onderofficieren; de eersten worden weer in twee klassen verdeeld, n.L hoofd- en subalterne officieren, terwijl onder de hoofdofficieren de generaals weer een afzonderlijke hoogere afdeeling, die der opper-officieren, vormen.
De rangschikking der officieren komt bij alle legers in hoofdzaak overeen. De volgorde is:vaandrig,
luitenant (2de en 1ste),
kapitein, ritmeester (bij de kavalerie),
majoor,
luitenantkolonel,
kolonel (deze drie rangen vormen de hoofdofficieren),
generaal-majoor,
luitenant-generaal,
generaal,
maarschalk of veldmaarschalk.
Soms heeft men nog bijzondere titels voor bijzondere functies, als compagnies-, eskadrons-, batterij-, bataljons-, regiments-commandant, intendant, kwartiermeester, adjudantchef van de staf, generaal-kwartiermeester, gouverneur, inspecteur, directeur, officier van gezondheid, paardenarts enz.
Bij de zeemacht spreekt men van vlagofficieren (admiraal, viceadmiraal en schout-bij-nacht), hoofd-officieren (kapitein ter zee of kolonel en kapitein-luitenant ter zee of overste) en subalterne-officieren (luitenant ter zee 1ste en 2de klasse en adelborsten 1ste klasse) en onder-officieren, ook dek-officieren genoemd, wanneer ze van den hoogsten graad zijn; kommandeerende 0., oudste officier, die op een bepaald oogenblik aan boord is van een oorlogsschip of (bij de landmacht) bij een korps aanwezig is; eerste 0., die aan boord van een oorlogsschip in in rang onmiddellijk volgt op den bevelvoerenden officier; oudste 0., officier, die onmiddellijk volgt op den eersten officier; op koopvaardijschepen: de gezagvoerder of kapitein, elk der stuurlieden, de bootsman en de timmerman.