Gepubliceerd op 19-01-2021

Aesthetica

betekenis & definitie

Gr. Dit woord werd omstreeks het midden der 18de eeuw in gebruik gebracht door Baumgarten, professor in de philosophie aan de universiteit te Frankfort am Oder, ter aanduiding van de leer van het schoone, in het bijzonder het schoone in de kunst, als de meest volmaakte uiting van het schoonheidsgevoel.

Bij de Ouden was het schoone een geliefkoosd onderwerp van beschouwing; de naam van Plato is er onafscheidelijk mee vereenigd; Aristoteles bracht het schoone onder formules en wetten, waarom zijn werken door Schiller de „rechterstoel der dichters” genoemd worden. Baumgarten wordt beschouwd als de eerste, die het schoone uit een zuiver wetenschappelijk oogpunt heeft beschouwd en hij wordt daarom genoemd de grondlegger van de philosophie der kunst. Alle zinnelijke voorstelling, in welken vorm ook en hoedanig ook geuit, wordt door hem met het woord aesthetica (van het Gr. aisthanomai, ik gevoel) aangeduid, en de beteekenis is derhalve niet beperkt tot een omschrijving van het begrip „het schoone”, hoewel het woord doorgaans slechts in dezen zin gebruikt wordt; schoonheid is, volgens Baumgarten, louter het resultaat van de hoogste en zuiverste zinnelijke voorstelling, waarbij de edelste vermogens in werking treden.