Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

Gepubliceerd op 11-04-2022

setting

betekenis & definitie

(zelfstandig naamwoord)

[alg.] context, achtergrond, verband, omstandigheden, situatie; decor, omgeving, omlijsting; samenstelling, gezelschap

- Ze heeft haar belager gedood, uit noodweer. Tegen die achtergrond achtte de rechter haar daad gewettigd en sprak haar vrij.
- Hoewel Morricones panfluitmuziek niets met het vooroorlogse New York vandoen heeft, werkt zijn filmmuziek wonderwel in die omgeving.
- Op een bijeenkomst van geheelonthouders bestelde ik gedachteloos een biertje. Nogal onbehoorlijk in dat gezelschap.

[juwelen] vatting, zetting

- Een diamant komt in een geelgouden zetting meer tot zijn recht.

[ict] instelling

- Als je het toestel per ongeluk hebt uitgeschakeld, kunnen binnen 6 seconden de instellingen worden hersteld.