(zelfstandig naamwoord)
[alg.] buitenstaander; buitenbeentje
- Aan vaktaal kunnen buitenstanders geen touw vastknopen.
- Het lelijk eendje van een buitenbeentje.
[sport] buitenkanser
- Hou ook de buitenkansers in de gaten, want het is niet de eerste keer dat een van hen onverwacht goud in de wacht sleept.