(werkwoord)
[alg.] afgelasten, annuleren, afzeggen, schrappen, afbestellen; afbreken, stoppen
- Na de uitbraak van de Eyjafjallaj?kull op IJsland werden de meeste vluchten binnen, vanaf en naar Europa geannuleerd.
- De wedstrijd werd na een halfuur afgebroken wegens noodweer.