Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

Gepubliceerd op 11-04-2022

box

betekenis & definitie

(zelfstandig naamwoord)

[alg.] doos, bak, pak, kist, korf; postvakje; postbus

- Tja, een doos, een bak, een pak. Hoe wil je het noemen?

[media] luidspreker, luidsprekerkast; dooscamera; babbelplek

- De nieuwe luidsprekers van B&W zijn verschrikkelijk.... Laat me uitspreken. Mooi!

[baby] kinder-ren

- Zet het kind even in zijn kinder-ren.

[overig] hoekje; paardenhok, garage, berging

- De hengst keek droevig de weide in vanuit zijn paardenhok.