Werkwoorden vervoegen
voorkomen (andere betekenissen)
Tegenwoordige tijd voorkomen
Ik kom voor
Jij komt voor
kom jij voor?
U komt voor
Hij/Zij/Het komt voor
Wij komen voor
Jullie komen voor
Zij komen voor
Verleden tijd van voorkomen
Ik kwam voor
Jij/U kwam voor
Hij/Zij/Het kwam voor
Wij kwamen voor
Jullie kwamen voor
Zij kwamen voor
Voltooid deelwoord van voorkomen
voorgekomen
Tegenwoordig deelwoord van voorkomen
voorkomend
voorkomen (vlugger zijn dan; voorhoeden)
Tegenwoordige tijd voorkomen
Ik voorkom
Jij voorkomt
voorkom jij?
U voorkomt
Hij/Zij/Het voorkomt
Wij voorkomen
Jullie voorkomen
Zij voorkomen
Verleden tijd van voorkomen
Ik voorkwam
Jij/U voorkwam
Hij/Zij/Het voorkwam
Wij voorkwamen
Jullie voorkwamen
Zij voorkwamen
Voltooid deelwoord van voorkomen
voorkomen
Tegenwoordig deelwoord van voorkomen
voorkomend