Werkwoorden vervoegen
struikelen
Tegenwoordige tijd struikelen
Ik struikel
Jij struikelt
struikel
U struikelt
Hij/Zij/Het struikelt
Wij struikelen
Jullie struikelen
Zij struikelen
Verleden tijd van struikelen
Ik struikelde
Jij/U struikelde
Hij/Zij/Het struikelde
Wij struikelden
Jullie struikelden
Zij struikelden
Voltooid deelwoord van struikelen
gestruikeld
Tegenwoordig deelwoord van struikelen
struikelend