Werkwoorden vervoegen
houden
Tegenwoordige tijd houden
Ik hou
Jij houdt
hou jij?
U houdt
Hij/Zij/Het houdt
Wij houden
Jullie houden
Zij houden
Verleden tijd van houden
Ik hield
Jij/U hield
Hij/Zij/Het hield
Wij hielden
Jullie hielden
Zij hielden
Voltooid deelwoord van houden
gehouden
Tegenwoordig deelwoord van houden
houdend