Werkwoorden vervoegen
dansen
Tegenwoordige tijd dansen
Ik dans
Jij danst
dans jij?
U danst
Hij/Zij/Het danst
Wij dansen
Jullie dansen
Zij dansen
Verleden tijd van dansen
Ik danste
Jij/U danste
Hij/Zij/Het danste
Wij dansten
Jullie dansten
Zij dansten
Voltooid deelwoord van dansen
gedanst
Tegenwoordig deelwoord van dansen
dansend