Werkwoorden vervoegen
aanbreken
Tegenwoordige tijd aanbreken
Ik breek aan
Jij breekt aan
breek jij aan?
U breekt aan
Hij/Zij/Het breekt aan
Wij breken aan
Jullie breken aan
Zij breken aan
Verleden tijd van aanbreken
Ik brak aan
Jij/U brak aan
Hij/Zij/Het brak aan
Wij braken aan
Jullie braken aan
Zij braken aan
Voltooid deelwoord van aanbreken
aangebroken
Tegenwoordig deelwoord van aanbreken
aanbrekend