(plooide om, heeft omgeplooid), iets zoodanig plooien, dat het geheel of gedeeltelijk eene andere ligging krijgt: plooi dien doek om; zij had haren mantel omgeplooid; om het lijf plooien : een kraagje omplooien;
— (Zuidn.) ombuigen; plooi dat ijzer wat om.
— (omplooide, heeft omplooid), (dicht.) iem. of iets plooiend omgeven, er in plooien om hangen : een kostbaar zwart fluweelen kleed omplooide haar schoone leên.