omhuppelen, (huppelde om, heeft en is omgehuppeld), (gew.) OMHIPPELEN, in de rondte huppelen, met kleine en vlugge sprongen in een kring ronddansen;
— om iets heen huppelen : de kinderen huppelden de tafel om; her- en derwaarts huppelen : de kleinen huppelen den ganschen dag om;
— (omhuppelde, heeft omhuppeld), (dicht.) iem. of iets huppelend omgeven.