Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie O
- Overslager
- Overslagijzer
- Overslap
- Overslapen
- Oversleepen
- Overslenteren
- Oversleuren
- Overslibben
- Overslijpen
- Overslim
- Overslingeren
- Oversloof
- Oversluiken
- Oversluipen
- Oversmal
- Oversmeden
- Oversmelten
- Oversmeren
- Oversmijten
- Oversmokkelen
- Oversnappen
- Oversnateren
- Oversneeuwen
- Oversnellen
- Oversnijden
- Oversnoeien
- Oversnoeven
- Oversnood
- Oversnorken
- Oversnuffelen
- Oversnuiven
- Oversoldeeren
- Overspannen (1)
- Overspannen (2)
- Overspanning
- Oversparen
- Overspatten
- Overspeelster
- Overspel
- Overspelden
- Overspelder
- Overspelen
- Overspeler
- Overspelig
- Overspellen
- Overspijkeren
- Overspikkelen
- Overspinnen
- Overspitten
- Overspoeden
- Overspoelen
- Oversporen
- Oversprei
- Overspreiden
- Oversprenkelen
- Overspringen
- Oversprong
- Overspuiten
- Overstaan (1)
- Overstaan (2)
- Overstag
- Overstallen
- Overstallig
- Overstampen
- Overstapelen
- Overstapkaartje
- Overstappen
- Overste
- Oversteek
- Oversteeksel
- Overstek
- Oversteken
- Overstelpen
- Overstemmen
- Overstempelen
- Oversterk
- Overstier
- Overstijf
- Overstijgen
- Overstijven
- Overstil
- Overstof
- Overstoomen
- Overstooten
- Overstoppen
- Overstorten
- Overstout
- Overstralen
- Overstreng
- Overstrijden
- Overstrijken
- Overstrompelen
- Overstrooien
- Overstroomen
- Overstroomingsramp
- Overstruisen
- Overstudeeren
- Overstuiven
- Overstulpen
- Oversturen