DOPPER, m. (-s), (zeew.) scheepsmeter;
— doperwt; mooie doppers, zware doperwten;
— (smed.) klinknagel, stamper;
— arbeider in eene lucifersfabriek, die de koppen aan de lucifers maakt;
— (Z. A.) scheldnaam voor de leden der Gereformeerde Kerk aldaar.