DOORZENDEN, (zond door, heeft doorgezonden), voortdurend zenden; door iets heen zenden;
— een tijdschrift doorzenden, naar een volgenden lezer;
— een verzoekschrift oorzenden, naar eene hoogere autoriteit, vgl. doorgeven, doorsturen, doorseinen;
— (Zuidn. een bediende doorzenden, hem zijn ontslag geven.