DAUWEL, v. (-s), (gemeenz.) treuzel, talmachtig, onhandig meisje of vrouw, doetje.
DAUWELAAR, m. (-s), treuzel, talmer;
...ACHTIG, bn. (-er, -st), treuzelachtig.
DAUWELACHTIGHEID, v. vadsigheid, luiheid, getreuzel.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: