COCAÏNE, v. het werkzame alcaloïde uit de coca bereid, een narcotisch middel, dat bij kleine doses inwendig gebruikt, de werkzaamheid der hersenen verhoogt, de behoefte aan slaap en voedsel vermindert, en de arbeidskracht verhoogt; bij groote doses verwekt het vermoeidheid, slaap en verdooving; bij uitwendig gebruik is het een pijnstillend en plaatselijk verdoovend middel, inz. bij kleinere operatiën;
—INSPUITING, v. (-en);
—ZUCHT, v. het verslaafd zijn aan cocaïne.