Afteekenen (teekende af, heeft afgeteekend), (zichtbare dingen, als menschen, dieren, voorwerpen, tafereelen enz.) nauwkeurig in teekening afbeelden; iem. of iets in woorden afbeelden, juist en volledig beschrijven: ik zal u mijne levenswijze in Indie eens afteekenen;
— zinnebeeldig voorstellen: de rots te midden der baren teekent ons de standvastigheid af;
— (eene teekening die nog niet afgewerkt is) afmaken, voltooien;
— zeer veel teekenen: wij hebben al heel wat afgeteekend;
— de grenzen, richting, beloop of omtrek van iets in lijnen of met andere teekens afbakenen: den plattegrond van een plein afteekenen;
— (fig.) nauwkeurig bepalen, aanwijzen of voorschrijven: mijne baan in de wereld is door God zelf afgeteekend;
— den gang afteekenen, welken de ontwikkeling van ons geslacht heeft gehouden, het beloop dier ontwikkeling nauwkeurig aangeven, nagaan;
— ziedaar uw plicht, u afgeteekend, nauwkeurig voorgeschreven wat ge te doen hebt;
— (dicht.) een tijd nauwkeurig vaststellen;
— de grenzen, de richting, het beloop of den omtrek van iets aanwijzen: de bouwvallen der muren teekenen nog den vorm en de inrichting van het kasteel af;
— door sterk sprekende lijnen of omtrekken aan het gelaat een bepaald karakter geven: zijn aangezicht was treffend en mannelijk, en de hoekige lijnen die het afteekenden gaven hem het voorkomen van een Grieksch gebeiteld beeld; allengs nochtans verkregen de droeve gedachten, welke hem door den geest waarden, een meer afgeteekenden vorm, werden juist begrensd;
— scheepspapieren (of scheepsbrieven), paspoorten enz. afteekenen, ze met zijne naamteekening voor gezien verklaren, er het exhibitum op stellen: de schipper moet bij zijne aankomst in eene vreemde haven zijn dagregister door den Nederlandschen consul laten afteekenen; een reizend militair is verplicht zijn paspoort door den plaatselijken adjudant te laten afteekenen;
— een leeslijstje afteekenen (in boeken van een leeskring), met zijne handteekening verklaren van en tot welken datum men een boek of tijdschrift onder zijne berusting gehad heeft;
—(Zuidn.) eene rekening afteekenen, voor voldaan onderteekenen;
— zich afteekenen, zich in sterk sprekende lijnen laten zien en daardoor goed uitkomen, een helder beeld vertoonen: zijn beeld teekende zich in den donkeren nacht duidelijk en helder af, zijne afwisselende aandoeningen teekenden zich scherp af op zijn gelaat; de in de zonnestralen schitterende torenspitsen teekenden zich scherp af tegen het azuur;
— tegen een achtergrond scherp afsteken; ook zonder zich: plekken welke in het roodbont nooit zoo scherp afteekenen als in het zwartbont.